maandag 22 november 2010

Etnomarketing

In mei 2006 werd Bilaa-Riba Islamic Finance gelanceerd op de Nederlandse markt, de eerste islamitische financiële instelling in Nederland, gespecialiseerd in “halal” bankieren. Er wordt voornamelijk gehandeld in halal beleggingen: de bank koopt het product aan dat de krant graag hebben wil en verkoopt het met een meerwaarde door aan de klant, die het in schijven afbetaalt. Volledig renteloos uiteraard. Bilaa-riba is immers Arabisch voor “zonder rente”. En aangezien de klant daarmee niet kan profiteren van de Nederlandse renteaftrek, lobbyen de islamitische sociale drukkingsgroepen nu op de Nederlandse beleidsmakers om hen daarvoor te compenseren.
Vorige maand opende in Amsterdam de eerste allochtonenkliniek haar deuren. Het is lang geleden dat zo’n multiculturele hoogmis nog zo stil voorbij gegaan is. Zou de Nederlandse ruk naar rechts daarvoor iets tussen zitten? Deze kliniek werd opgericht door een handjevol Nederlandse allochtonen van Turkse origine, naar aanleiding van de grote ontevredenheid bij de allochtone bevolking over de Nederlandse gezondheidszorg. Sterker nog, volgens de Nederlandse zorgverzekeraars trekken er jaarlijks zo’n 30.000 Turken naar hun thuisland om daar een medische ingreep te ondergaan. Op haar website verklaart het ziekenhuisbestuur dat er een vertrouwensprobleem bestaat tussen de blanke Nederlandse artsen en de allochtone patiënten. Vatan (want zo heet de allochtonenkliniek) wil daarom een betere communicatie voeren door rekening te houden met de culturele achtergrond en geloofsovertuiging van de patiënt. Bovendien wil het ziekenhuis de stroom van Turkse patiënten naar het thuisland afremmen, omdat de medische instellingen er meer en duurdere medicatie voorschrijven en vaak onnodige onderzoeken en operaties uitvoeren. Het gaat dan ook immers om Westerse, meer vermogende Turkse patiënten.
Vanaf april 2011 komt er een nieuw energiedistributiebedrijfje op de Belgische markt: Orro Energy, een Nederlands bedrijf van de allochtone self-made miljonair Celal Oruç, bijgenaamd de koning van de etnomarketing. Celal begon als zoon van een Turkse migrant een kleine telefoonwinkel en een bescheiden gsm-bedrijfje, gericht op Turkse klanten. Dat bedrijfje verkocht hij aan KPN. Met zijn vermogen van 71 miljoen euro prijkt hij nu op nummer 371 van de 500 rijkste Nederlanders. In Nederland is Orro Energy, het nieuwe project van Celal, een ongelooflijk succes. Door handig in te spelen op reclametrends in Turkije en door gebruik te maken van Turkse media in Nederland zoals Nederlandse edities van Turkse kranten is Orro Energy de sterkst groeiende speler op de markt van de energiedistributie. Binnenkort stort het bedrijf zich ook in de verzekeringen en de bankproducten.
Wat vertelt de opmars van deze “etnomarketing” ons? In Nederland gebruikte paars zulke fenomenen voortdurend als multiculturele propaganda. Het ultieme bewijs dat de multicultuur werkte en goed functioneerde. Maar is dat werkelijk zo? Klein-links distantieerde zich in Nederland en vrij snel van deze propagandastoet. Etnomarketing is volgens hen het bewijs dat de vrije markt en het kapitalisme inherent racistisch zijn. Alles wat ons verdeelt (klasse, ras, inkomen), verzwakt ons (de gewone man), is een klassiek linkse slogan. Dus de verdeling die wordt gecreëerd door deze etnomarketing (inspelen op culturele en identitaire verdreemding), verzwakt ons en dus in essentie niet links. Voor hen zijn culturele breuklijnen niet inherent aan de mens, maar worden ze gecreëerd door het kapitalisme, waar de allochtonen dan met open ogen inlopen en op die manier een nieuwe Apartheid bewerkstelligen.
Welke analyse moeten wij maken? Levert het fenomeen van de etnomarketing het bewijs van het succes of het falen van de multicultuur? Laat één ding duidelijk zijn: er bestaat wel degelijk een etnisch-culturele breuklijn in West-Europa tussen de allochtonen en autochtonen. Die is heel erg voelbaar en zichtbaar, dus het hoeft ons niet te verwonderen dat de markt daar gretig op inspeelt. Zeker in een communicatieve en persoonlijke sfeer als de dienstensector en de “zachte” sector vormen culturele en taalkundige breuklijnen een ernstige barrière in de dienstverlening. Bovendien is het vrij ondernemerschap een hoeksteen van onze liberale westerse samenleving, dus is het onmogelijk om de etnomarketing moreel te veroordelen. Anderzijds moet hier wel de conclusie worden getrokken dat de markt – althans de dienstensector en de zachte sector – de etnisch-culturele breuklijnen volgt een er dus geen gemeenschappelijke consumentenmarkt is in de multiculturele samenleving. Het kan niet onze bedoeling zijn om aan culturele en identitaire assimilatie te doen door een allochtoon zijn identiteitsbeleving, die zich manifesteert op de markt van goederen en diensten, te ontzeggen. En net doordat zo’n assimilatie niet aan de orde is en net omwille van ons vrij ondernemerschap dragen we bij aan deze nieuwe vorm van maatschappelijke verzuiling. Eén ding is zeker: deze tendens richting segregatie wordt niet opgedrongen door de overheid, maar beantwoordt verzuchtingen van consumenten, autochtoon én allochtoon. Zoveel is duidelijk. En deze tendens kan absoluut niet de bedoeling geweest zijn van de architecten van de multiculturele samenleving. Moeten wij deze stille vorm van Apartheid met de loftrompet verwelkomen of demoniseren? Geen van beiden. Wij kijken toe en stellen vast.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten