"Ondergraaft Wilders de rechtstaat?", Joost Niemöller voor het Vrije Volk
Het is de hype van de dag: Wilders verwijten dat hij de rechtsstaat ondermijnt. Maar kennelijk zijn z’n tegenstanders ‘vergeten’ dat juist Wilders zich zorgen maakte over de uitholling van de rechtsstaat en dat hij met voorstellen kwam om dat te veranderen.
Als het over Wilders gaat, gaat het dezer dagen in één moeite door over de rechtsstaat. Huizenhoog klotst daarbij de retoriek over de plinten. Er wordt van alles geroepen en bijna niks onderbouwd.
Tijdens de verkiezingen zei Job Cohen bijvoorbeeld dat de rechtsstaat bij Wilders ‘niet in goede handen’ zou zijn. Aantjes sprak in precies gelijke woorden. Later zei Cohen weer dat Wilders ‘tegen de rechtstaat schuurt’. Beeldspraak die bleef hangen, maar wat het mocht betekenen werd niet duidelijk. Volgens de voormalige minister Van der Laan, is Wilders zelf nog niet zo’n ramp voor de rechtsstaat, maar zou het gevaarlijk kunnen worden als veel mensen op Wilders gingen stemmen: “Als één iemand iets geks roept, moet je niet meteen denken: is dat gevaarlijk voor de rechtsstaat? Maar als veel mensen dat roepen, dan is dat iets waar je rekening mee moet houden.”
PvdA Kamerlid Frans Timmermans vond dat je nooit een coalitie met Wilders aan mocht gaan. Dat zou niks te maken hebben met het niet serieus nemen van kiezers: “Wel met het serieus nemen van onze grondwet en de fundamenten van onze rechtsstaat”.
Volgens columnist Thomas von der Dunk staat de rechtsstaat zelfs al op het punt opgeheven te worden, of liever gezegd ‘ingeruild’, (Voor wat zegt hij er niet bij.): “Het CDA en de VVD willen zelfs de rechtstaat inruilen om aan de macht te komen.”
Of Maxime Verhagen, recent in een Kamerdebat, slordig opsommend:
“Er zijn bijvoorbeeld principiële verschillen wat betreft de beginselen van de democratische rechtsstaat, etnische registratie, kopvoddentaks en strijd tegen de islam als kernpunt van het buitenlands beleid van Nederland.”
En dat was allemaal zeer zwaarwegend voor Verhagen, zozeer dat regeren met de PVV er niet in zat:
“Normaal doe je bij onderhandelingen concessies ten opzichte van je eigen verkiezingsprogramma om de andere partij ook haar deel te geven, maar ik ben niet bereid om bijvoorbeeld te gaan praten over de leeftijdsgrens voor de AOW in ruil voor het opgeven van beginselen van de democratische rechtsstaat. Er moet eerst helderheid zijn over zaken als kopvoddentaks, het verbieden van de Koran en de strijd tegen de Islam, die volgens de heer Wilders het kernpunt moet worden van ons buitenlands beleid. Ik ga niet over zulke zaken marchanderen.”
Zoals we allemaal weten zijn die zwaarwegende principiële punten over de rechtstaat van Verhagen zomaar ineens van de onderhandelingstafel gewaaid, en heet het nu, in een achteloos geformuleerde verklaring van de VVD, CDA en PvdA:
“De drie partijen VVD, PVV en CDA verschillen van mening over aard en karakter van de islam. De scheidslijn zit hem in het karakteriseren van de islam als óf religie óf (politieke) ideologie.
Partijen accepteren elkaars verschil van inzicht hierover en zullen hier ook op grond van hun eigen opvattingen naar handelen.”
Geen woord meer over die ondergraving van de rechtsstaat! Zoveel betekende het kennelijk allemaal toch niet voor Verhagen.
Anderen blijven wel hameren op de rechtsstaat en op Wilders als de ondergraver ervan. Zo is er nu een ‘Comité voor de Rechtsstaat’ opgericht door enkele ‘prominenten’, waaronder Maarten van Rossem, dat Kamerleden oproept afstand van de PVV te nemen omdat deze partij zich ‘een vijand van onze rechtsstaat betoont.’
Al net zo slordig als Verhagen, formuleert ook dit comité zijn kennelijk zo zwaarwegende bezwaren:
“Wie het partijprogramma van de PVV raadpleegt, zal constateren dat deze partij onder meer de grondwettelijke vrijheid van godsdienst en levensovertuiging niet op de islam wil betrekken, een heilig boek wil verbieden, hoofddoekjes wil belasten en de “strijd tegen de islam” tot “het kernpunt van ons buitenlandbeleid” wil maken. De PVV keert zich hiermee in ieder geval tegen de artikelen 1 (rechtsgelijkheid), 6 (godsdienstvrijheid) en 7 (uitingsvrijheid) in de Nederlandse Grondwet. “
Hoe, wat waar? Dat mogen we allemaal zelf uitzoeken kennelijk.
De ‘aantijgers’ laten op deze manier telkens dezelfde uitspraken van Wilders vallen; ‘kopvoddentaks’, ‘door knieschijven schieten’, ‘etnische registratie’, ‘boekenverbod’. En daarmee zou wel zo’n beetje verklaard zijn dat Wilders de rechtsstaat ondermijnt.
Dit soort kreten zijn natuurlijk eenvoudig te pareren met twee type argumenten die maar al te zeer voor de hand liggen:
1. Of het valt binnen het bestaande Nederlandse recht en is er dus geen sprake van aantasting van de rechtstaat. Dat zou vastgesteld kunnen worden door een rechter. Die kan zich dan buigen over kwesties als: Waarom mogen we wettelijk gezien wel een belasting heffen voor rokers en niet voor hoofddoekdraagsters? Waarom mogen we wel Mein Kampf verbieden en niet de koran? Zal die rechter nog een stevige kluif aan hebben.
2. Of Wilders doet een voorstel om het Nederlandse recht te veranderen en dat hoort daarom bij de corebusiness van politici: Het stelsel van wetten, inclusief de Grondwet is namelijk niet voor eeuwig in steen gebeiteld, maar vormt de weerslag van de opvattingen van burgers. We hebben in Nederland niet alleen een rechtsstaat, maar ook een rechtsstaat die gebed is in een democratisch systeem.
Dat spreekt dus allemaal heel erg vanzelf. De aantijgingen zijn daarmee eenvoudig te weerleggen. Dat de critici van Wilders toch menen zich op dit punt zoveel slordigheid te moeten kunnen permitteren, getuigt van vergaande arrogantie. Die ook nog eens beloond wordt. Het dingen roepen over de rechtsstaat die door Wilders in gevaar gebracht zou worden, is vanzelfsprekend geworden, zondermeer aanvaard op diverse televisieprogramma’s van de publieke omroepen. Er wordt niet om toelichting gevraagd door de betreffende presentatoren en er worden geen gasten uitgenodigd die tegenspraak zouden kunnen bieden. Het wordt telkens herhaald en daarom is het dus kennelijk zo.
Het is deze luie sfeer die het debat in Nederland kenmerkt als het over Wilders gaat. Keer op keer wordt Wilders voorgesteld als een vernieler van de rechtsstaat.
Daar komt nog iets anders bij.
Helemaal uit het zicht is verdwenen dat Wilders zich in enkele van zijn vroegere manifesten juist zorgen maakte over het niet functioneren van onze rechtsstaat, en dat hij daarom zocht hij naar manieren om die te versterken.
Zo maakte hij zich in zijn Onafhankelijkheidsverklaring van 13 maart 2005 er zorgen over dat de belangen van de daders beter waren verzorgd dan die van de slachtoffers bij rechtszaken, en vond hij:
“In een rechtsstaat moeten de schuldigen worden bestraft en de onschuldigen beschermd. De Nederlandse rechtsstaat voldoet al lang niet meer aan dit criterium. Het rechtvaardige karakter van onze rechtsstaat is achter de horizon verdwenen en heeft plaatsgemaakt voor noodgedwongen pragmatisme en een ontoelaatbare relativering van misdaad.”
En:
“De verzwakte en verdwaalde Nederlandse rechtsstaat is daarom toe aan een grondige structuurverandering. Meer professionaliteit in de rechtspraak, meer democratische controle op gerechtelijke beslissingen, een vervolgingsbeleid waardoor elke misdaad wordt vervolgd, en meer aandacht voor de daad en het slachtoffer dan voor de dader zijn enkele van de punten die deze structuurverandering te weeg moeten brengen.”
Ook vond Wilders in zijn Onafhankelijkheidsverklaring dat de Nederlandse rechtstaat tekort schoot bij het berechten van moslimextremisten, en dit zou op den duur tot ondermijning van de rechtstaat kunnen leiden. Daarom bepleitte hij wetsveranderingen:
“Islam en democratie zijn onverenigbaar. Wel zijn moslims voor onze democratie te winnen. Waar ik me tegen verzet is het misbruik dat groepen moslims maken van de rechten en vrijheden van onze rechtsstaat. Sommigen misbruiken de vrijheid van godsdienst om haat te zaaien, de vrijheid van onderwijs om kinderen op te zetten tegen onze samenleving, en de vrijheid van vereniging voor activiteiten die gericht zijn op de omverwerping van onze samenleving. We hebben een juridisch stelsel dat het (nu nog) onmogelijk maakt om mensen (potentiële plegers van aanslagen bijvoorbeeld, of jongeren die een trainingskamp in Afghanistan willen gaan volgen) preventief te arresteren of criminelen die geweldsmisdrijven hebben gepleegd en een dubbele nationaliteit hebben te denaturaliseren en uit Nederland te verwijderen.
Dit zal moeten veranderen. We zullen (islamitisch) radicalen die ons onze rechtsstaat en grondrechten willen ontnemen en bereid zijn daartoe geweld te gebruiken, het gebruik van deze grondrechten moeten ontnemen. Dat verzwakt de rechtsstaat niet maar maakt haar alleen maar sterker. Dit kan al in Duitsland.”
Een jaar later, op 30 maart 2006, verscheen een ander manifest van Wilders, genaamd Klare wijn. Hierin bepleit hij, onderbouwd, een herschrijving van Artikel1 van de Grondwet:
“Onze Grondwet zegt niets over onze identiteit en afkomst. En dat is een gemiste kans omdat juist deze tekst een opsomming biedt van bijvoorbeeld onze rechten en vrijheden, de belangrijkste verworvenheden van de democratische rechtsstaat. Die democratische rechtsstaat is ontstaan vanuit een eeuwenoude discussie tussen de twee tradities die onze cultuur hebben geschapen: de joods-christelijke en de humanistische. De normen en waarden zoals die in het spanningsveld tussen deze tradities zijn voortgebracht, vormen onze dominante cultuur, en die verdient het als zodanig in een nieuw artikel 1 van onze Grondwet te worden vastgelegd. Zij vormen niet alleen de basis maar ook de grenzen van onze beschaving.
Dit nieuwe artikel 1 dient het huidige artikel 1 te vervangen. In het huidige artikel is het beginsel van de non-discriminatie verwoord. Nu zal niemand zich voor discriminatie uitspreken. Maar in de praktijk van alle dag blijkt het gelijkheidsdenken het onmogelijk te maken om problemen te benoemen en indien nodig een gerechtvaardigd onderscheid te maken. Het huidige artikel 1 leidt in de praktijk dus al te vaak tot een inperking van de vrijheid van meningsuiting, en verhindert het maken van gerechtvaardigde onderscheiden door alles op de grote hoop van ‘discriminatie’ te gooien. Ongelijke gevallen hoeven niet gelijk te worden behandeld. En dingen – hoe mooi ook – die een heldere discussie en oplossingen in de weg staan, dienen te worden opgeruimd.”
En meer in het algemeen, ter onderbouwing daarvan:
“GroepWilders / Partij voor de Vrijheid zet zich dus in voor de bescherming van de democratische rechtsstaat en voor het elan van de vrije markt. De democratische rechtsstaat wordt niet alleen bedreigd door de islam in zijn politiek-theologische uitwerking maar ook door het cultuurrelativisme dat de afgelopen decennia tot de goede toon onder de politieke en bestuurlijke elite in Nederland is gaan behoren.
Maar zowel de rechtsstaat als de vrije markt veronderstelt een cultureel fundament.
De orde van de democratische rechtsstaat heeft een fundament nodig, of beter nog: veronderstelt een fundament van deugden die ons leren hoe wij op de juiste manier met onze rechten en vrijheden moeten omgaan. Het gaat in een democratie niet alleen om een uiterlijke maar ook om een innerlijke orde van fatsoen, respect en goede omgangsvormen die ons in instituties als gezin en familie, op scholen en verenigingen wordt bijgebracht. Frits Bolkestein vroeg halverwege de jaren negentig al aandacht voor het onomstotelijke feit dat zowel de rechtsstaat als de economie een morele basis nodig hebben. ‘Het gaat niet alleen om vrijheid, gelijkwaardigheid en rechtvaardigheid, maar ook, om eens een ouderwets woord te gebruiken, om de deugdzaamheid die het voortbestaan van die vrijheid, gelijkwaardigheid en rechtvaardigheid moet garanderen.’ Zijn pleidooi voor ‘het belang van de christelijke en humanistische traditie voor onze maatschappij als bindend element’ heeft helaas noch binnen zijn eigen partij noch binnen de breedte van de Nederlandse politiek weerklank gevonden.”
Het is natuurlijk makkelijk om te roepen dat Wilders de rechtsstaat zou ondermijnen. Maar, zoals uit bovengaande citaten blijkt, het getuigt vooral van een grote achterstand aan kennis. Als iemand zich zorgen maakte over de rechtsstaat was het juist Wilders!
Fundamentele discussies over zaken zoals hier door Wilders aangestipt, zijn nooit gevoerd in de Nederlandse politiek, maar ook nauwelijks in de publieke opinie daaromheen. De vraag is relevant of toenemende immigratie en daarmee een telkens meer multiculturele samenleving, plus daarbij de steeds grotere aanwezigheid van de islam, niet vragen om een heroriëntering op onze rechtsstaat en onze Grondwet. Die vraag werd al eerder gesteld door Wilders. Dat werd genegeerd en nu is er ineens al dat geroep over de ondermijning van de rechtsstaat door diezelfde Wilders. Een typisch geval van kortetermijngeheugen, of kwader trouw.
Wilders heeft juist een serieuze poging gedaan om de rechtsstaat te verstevigen. Over de oplossingen waarmee hij kwam, zou je het oneens kunnen zijn. Maar begin dan de discussie daarover en roep niet zomaar wat.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten